De Groene Belg

‘Cosmos’, naar een filosofie van de natuur

Zon en maan, sterren en kometen, asteroïden en planeten: dat alles lijkt vergeten in onze steden waar de mensenmassa van de zotte morgen tot de uitgeputte avond, vooruit holt op het ritme van infernale machines. Machines die de massa continu op en af transporteren in smalle stegen waar de zon nooit doordringt tussen de betontorens. Nooit ondergronds raakt waar de moderne mens zijn metrostations decoreert net als holenmensen het deden. Hoog in de lucht verschepen andere machines uitgeputte werkkrachten voor een korte periode naar zonnige droomstranden die duur betaald even geconsumeerd mogen worden.

Alleen een staking door ontevreden ‘loonslaven’ of een bomexplosie door uitgesloten ‘marginalen’, kan de stedelijke machinerie even verlammen. Jonge en minder jonge stadsbewoners bij wie de machinerie van hun eigen lijf zelf stil valt, worden vooralsnog naar buiten gebracht. Naar ‘de boerenbuiten’. Naar zorgboerderijen waar ze weer gewoon bestaan kunnen tussen en met andere natuurlijke wezens, planten en dieren.

Wat vertellen zorgboerderijen over de moderne mens ? Dat die gepluimde stadsmus temidden van staal en beton een buitennatuurlijk, bovenmenselijk leven leiden en lijden moet ? Losgesneden en vervreemd met heel zijn of haar lichaam van onze kosmische herkomst. Afgesneden van het stof van de aarde waaruit hij en zij voortkomen en waar ze toe terugkeren. Onbewust van de inwerking van de maangetijden op al het water in zijn of haar lichaam.

Weinig auteurs hebben de vervreemding van de stadsmens scherper aangeklaagd dan de Fransman Michel Onfray, schrijver van meer dan tachtig boeken. Maar zijn in 2015 verschenen ‘Cosmos’ noemt de auteur ‘mijn eerste boek’. Omdat hij er een nieuwe richting mee uit slaat. Cosmos is ook het eerste deel van een trilogie, betiteld als ‘Korte encyclopedie van de wereld’. Cosmos presenteert een ‘filosofie van de natuur’. Deel 2, ‘Decadentie’, zal een filosofie van de geschiedenis brengen en Deel 3, ‘Wijsheid’, een ‘praktische filosofie’.

De osmose tussen een Normandische boer en een Eskimo-sjamaan

Het afscheid van zijn vader, daar begint Michel Onfray zijn boek mee. Michel en ik zijn bijna even oud: hij van 1 januari (!) 1959; ik van een paar maand vroeger: 15/10/1958. Als hij over zijn vader schrijft, lezen we dat sommigen die vader van hem, voor zijn grootvader aanzagen. Nochtans was zijn vader ‘ook maar van 1921’. De mijne van 1927. Merkwaardig: ons beider vaders overleden in 2009.

Als een door de bliksem getroffen eik, die geveld door het lot, zijn eind aanvaardt maar weigert te vallen. Zo stierf Michels vader plots, rechtopstaand, in zijn armen. “Hij profiteerde van mijn aanwezigheid om de wereld te verlaten die hij me naliet.”

Michels vader was er niet eentje van de huidige generaties vaders: gekleed in de jeans van hun zonen, soms zelf amper half volwassen. “Mijn geluk was dat ik nog een vader had zoals ze bestonden voor dat vaders de kinderen van hun kinderen werden.”

Zijn vader onderwees hem het alfabet van de natuur: de kleur van de maan, het ozonparfum na de storm, de afstand van de bliksem berekend vanaf de donderslag, de betekenis van de hoogte van de vlucht van de zwaluwen, de sterren aan het nachtelijke uitspansel. Zo ontdekte Michel Onfray de immensiteit van de tijd en de kleinheid van onze levens. Dat leren, dat is het sublieme aanleren en er zijn plaats in willen vinden. De sterrenhemel biedt een les in wijsheid aan, aan hem die weet te kijken. Er zich in verliezen, is zichzelf vinden.

Uitgerekend aan de Noordpool beleefde Michel Onfray een merkwaardig avontuur met zijn vader. Ze leerden er een oude Eskimoman kennen: Atata, een soort sjamaan. Atata maakte hen deelachtig aan het verhaal van zijn stam. Ten tijde van de Koude Oorlog werd die door het Amerikaanse leger weggevoerd uit een gemilitariseerd deel van Groenland. Om te verhinderen dat de Eskimo’s – die het probeerden – zouden terugkeren naar hun gebied, slachtten de Amerikanen al de Eskimohonden af. Op het moment dat hij dat vertelde, huilde Atata bittere tranen.

“Mijn vader die niet zag wat hij dacht te zullen zien” – de Eskimo’s ‘uit de film’ – “zag wat hij niet dacht te zullen zien: het verhaal van het einde van een volk, van een beschaving, van een wereld.”

Vandanaf observeerde Michel Onfray een ‘osmose’ tussen zijn vader, de Normandische boer, en de oude man van het Groenlandse ijs, Atata.

Van zo’n mensen, kreeg Michel Onfray een rustige kracht mee, het zich op zijn plaats weten in de Kosmos waar we een tijdje in meedraaien mogen, vooraleer weer definitief te verdwijnen.

Over ontologieën, pentagrammen en Vergilius

We zijn aangekomen op pagina 23 van het 570 pagina’s dikke ‘Cosmos’. De klok wijst 22 u 30 aan. Vrijdagavond. Morgenochtend keer ik voor nieuwjaar terug naar mijn geboortestreek, het Brabantse Hageland. Deze kers op de taart wordt nog een zware dobber. Want nu pas komen we toe aan Onfray zijn inleiding. “Une ontologie matérialiste” titelt die dan nog. (Een ontologie is overigens niets meer dan een van het Grieks afgeleide term voor ‘zijnsleer’, een tak van de filosofie, binnen de metafysica.)

Dat soort titels deed me er tegenop zien om aan het Franstalige boek te beginnen. Dus zorgde ik er in het begin altijd voor om een woordenboek in de buurt te hebben. Maar als u het boek zelf wil lezen, zou ik durven zeggen: negeer de ingewikkelde termen. Onfray lijdt ook aan de ‘beroepsmisvorming’ die gepaard gaat met het beoefenen van de filosofie als beroep. Overigens zet hij zich zelf ook af tegen beroepsfilosofen. Hij stelt dat hij veel meer leerde van niet-beroeps-filosofen. In de geest van Onfray zou je dan ook kunnen stellen: ‘ontologie’, ‘cryptologie’ … ‘so what’. Lees er over heen en de teksten in Cosmos laten dat ook toe. Ze zijn behoorlijk leesbaar.

Nu moet ik wel toegeven dat de grens tussen vervelende filosofentermen en leuk aandoende ongewone begrippen soms dun is. Zo ben ik wel weer mee, als Michel Onfray het heeft over zijn boek als pentagram met daarin nog eens vijf pentagrammen. 5 Delen met elk 5 hoofdstukken.

“Een pentagram of pentakel, dat is een vijfpuntige ster en een van de oudste symbolen ter wereld.” Zo leert dr. Google: “het werd reeds meer dan 4000 jaar voor Christus gebruikt. De naam stamt van het Griekse πεντάγραμμον pentagrammon, hetgeen vijf lijnen betekent.”

Op naar het eerste pentagram. Het eerste deel: “De Tijd”. Hierin ‘onderzoekt’ Michel Onfray de ‘vergiliaanse tijd’, “de tijd van mijn vader, de kalme en vredige tijd van het vroegere platteland”.

‘Vergiliaans’ ? Komt van Vergilius: Michel Onfray wijst vaak naar hem. Publius Vergilius Maro (ook geschreven als Virgilius, 70 v.Chr. – 21/9/19 v.Chr.) was een Romeins dichter en auteur van onder andere de ‘Bucolica’ (Herderszangen) en de ‘Georgica’ (een leerdicht over de landbouw). Zijn bekendste werk is de ‘Aeneis’, een heldendicht over Rome.

Over zonen en dochters en hun (al dan niet geestelijke) (voor)ouders

Onfray laat zijn zoektocht beginnen bij de geboorte van zijn vader, in 1921. Michel Onfray’s vader was zelf de zoon van een soldaat die WO I had overleefd. Als één obus, één kogel even van zijn baan was afgeweken en mijn grootvader gedood had, waren noch mijn vader, noch ik er geweest, schrijft Michel Onfray. Voor hoeveel andere levenden geldt niet iets soortgelijks ? Mijn overgrootmoeder langs moeders zijde droeg de familienaam Donville. Recente opzoekingen leerden dat de Donvilles in Oost-Brabant afstammen van een Franse soldaat met de familienaam Donville. Als die gesneuveld was in de veldslagen uit zijn tijd, zat u nu niet De Groene Belg te lezen. Waar je kan bij verzinnen, dat dan misschien een andere soldaat het overleefd had. Dat dan zijn zaad tot u zou spreken en schrijven …

Ik blader verder doorheen Cosmos. Ik zie onderstreepte zinnen. In het geel gearceerde termen. En ik laat ze voorbijgaan. Ik zie de naam Vercors. Een streek in Frankrijk maar ook de schrijversnaam van een verzetsman die ik via mijn geestelijke vader, Frans Buyens leerde kennen. “Geestelijke vader”, daar tijp ik zowaar iets in. Van mijn echte vader, kan ik niets slechts schrijven. De man heeft zich zijn hele leven voor zijn vier kinderen ingezet tot en met. En vooral aan het eind van zijn 82-jarig bestaan, toen we beiden al een stuk rustiger geworden waren, konden we aangenaam goed met elkaar opschieten. Hij heeft me ook veel van de natuur geleerd zoals Michel Onfray dat van zijn vader leerde. Maar ‘onze pa’ las weinig. Filosoferen zinde hem niet. Op de ‘waarom’-vragen waar ik mijn ouders naar het schijnt bij momenten ‘horendol’, mee maakte, gaf hij vaak een kort ‘daarom’. En dus zocht ik – onbewust – elders antwoorden. Zo kwam ik bij Frans. Cineast, schrijver, theatermaker en wat nogal allemaal. Geboren verteller. Hartstochtelijk ‘discussieerder’. Bovendien steunde hij mij in mijn schrijven – voor vader een flauwe bezigheid – en filmen en andere bezigheden. “Gij kunt dat jongeman, maar ge moet het wel zus en zo doen.” En dan gaf hij uit zijn eigen lange ervaring goede raad. Rustig én energiek. Nooit betuttelend, wel gemeend. Frans kon dat. Ook Sacha beschouwt hem als haar geestelijke vader.

Frans zijn laatste woorden, een week voor zijn dood, na een innige omhelzing op zijn buitengoedje, waren deze: “nu is het voor jou tijd om zelf vader te worden”. Geestelijk dan. Maar laat onze tijd het nog toe dat mannen en vrouwen wijze grijsaards worden ? Laten we het zelf nog toe ? Eeuwig jong als we willen blijven. Steeds meehuppelend in de jongste rage. Waardoor kleinkinderen nu de Facebook- en andere nonsens-leermeesters van hun grootouders worden. Waar ze geen van beiden beter van worden. Want ze missen de rustige verstandhouding die er tussen oud en jong zijn kan, zoals ik me herinner van bompa Dolf, die mijn broer en mij graag op een ‘drupke’ trakteerde. “Thuis niet zeggen hé.”

Bekrompen stadsfilosofen, wijze natuurfilosofen

Pagina 65 bij Michel Onfray: daar lees ik ook weer iets ‘tofs’. Iets terugkerends dat heel zijn boek super maakt voor de ‘ruralist’ die ik geworden ben. Een term die de Brusselse stadsfilosoof Eric Corijn me ooit als verwijt toeslingerde. En ik wist niet eens wat een ruralist zijn zou. Wel, op pagina 65 heeft Michel Onfray het over de bekrompenheid van de stadsfilosofen in vergelijking met de ‘filosofen van het veld’.

“Op veel vlakken had Sartre, die de natuur haatte, veel minder te vertellen dan Seneca, de Romein die tweeduizend jaar voor hem leefde.” Elders in zijn boek schetst  Michel Onfray aan de hand van een aantal bekende filosofennamen – Spinoza en Amsterdam, Marx en Londen, Arendt en New York -  hoe de dominante filosofie een stedelijke bedoening is. Daar tegenover plaatst hij ‘alternatieve filosofen’ zoals Henry David Thoreau en Nietzsche die bij Onfray er heel anders uitziet dan hij meestal voorgesteld wordt. Andere filosofen die juist hun originaliteit uit het land wisten te putten. Ook Diogenes mag uiteraard niet in Onfray’s alternatieve filosofenrij ontbreken. Hij schreef over de man trouwens een boek: “Philosopher comme un chien.”

Maar geen zwart zonder wit bij Onfray. Een paar pagina’s verder herinnert hij er ons aan hoe wij intelligente denkers, vooreerst ‘slangen zijn voor we mensen worden’. Ons reptielenbrein gaat onze ‘cortex’ vooraf. “En het dier in ons, bestuurt ons in de diepte.”

Op pagina 74 komen we toe aan een prachtig hoofdstuk over zigeuners, de oorspronkelijke zigeuners, niet de sukkelaars die ze nu op veel plaatsten geworden zijn doordat ze hun zwervende bestaan hebben moeten opgeven.

Heel leerzaam is zijn hoofdstuk 4 over de ‘interne tijd’ die elk wezen heeft. Een paar opvallende ontdekkingen hier. Wist je dat er een plant is – een grote bamboe met de naam Phyllostachys - die ééns om de 120 jaar bloeit. Niet om de 119 jaar. Niet om de 121 jaar. Neen, eens om de 120 jaar. In China weet men er alles van want daar noteert men de bloei van de plant al sinds 999.

Graan dat gevonden werd in Egyptische graven en dat 7.000 jaar oud was, bleek dan weer nog te kunnen ontkiemen. Wat een natuurkracht. En kijk dan naar onze tamme honden, schrijft Michel Onfray: we hebben er getemde, natuurvreemde wezens van gemaakt naar onze eigen gelijkenis.

Iemand die merkwaardig onderzoek heeft verricht naar de invloed van de afwisseling van dag en nacht op ons lichaam, is de Fransman Michel Siffre. Hij ging daartoe twee maand honderd meter onder de grond in complete duisternis leven. Michel Onfray vertelt ons zijn merkwaardige bevindingen.

Hierboven las je al dat Onfray een eigen kijk heeft op ‘de filosoof met de hamer’, de man van het ‘God is dood’, Friedrich Nietzsche. Op pagina 119 legt hij ons uit wat Nietzsche overkwam: hij werd verraden zoals je ook bij Wikipedia kan lezen, door zijn zus Elisabeth: “Zij had namelijk de vrijheid genomen veel van Nietzsche’s werk te herschrijven, op zodanige manier dat het nazi-vriendelijker werd”. Zo staat het te lezen bij Wikipedia, maar Onfray stelt het nog categorieker. Elisabeth heeft er een zootje van gemaakt. “L’ontologie nietzschéenne est radicalement antifasciste” stelt Onfray. Goed om te onthouden om de controverse te kunnen begrijpen die er soms rond Onfray zijn eigen stellingnamen ontstaat. En waar sommigen dan graag ‘de verkeerde Nietzsche’ bij sleuren.

Deel 2: de kracht van het leven

Dit deel laat Michel Onfray beginnen met een oproep om twee vergissingen te vermijden: enerzijds het misprijzen van het leven, van de natuur. Anderzijds: de cultus van dat leven, van de natuur. “Een materialistische zijnsleer heeft geen boodschap aan de vermenselijking van de natuur” stelt hij.

Vervolgens heeft hij het over de intelligentie van planten, die onder andere blijkt wanneer ze bedreigd worden. Om te verhinderen dat bv. struiken door antilopen helemaal afgegeten worden, gaan die struiken een giftig product afscheiden. En ze communiceren daarover met elkaar, net zolang tot de ziek geworden antilopen weg zijn.

Michel Onfray schrijft ook over klimplanten die tot straffe stunten in staat zijn en hij wijdt een hoofdstuk aan de palingen die fenomenale wereldreizen maken. De Europese palingen gaan namelijk paren en paaien in de Sargassozee, waarna de jonge palingen naar Europa trekken om als ze volwassen zijn, weer de omgekeerde reis te maken. Wat drijft zo’n soort daartoe ?

Parasieten zijn eveneens tot ongelooflijke prestaties in staat om tot in hun favoriete gastheer te geraken. Parasitisme, of we dat nu aardig vinden of niet, het komt overal voor in de natuur. De natuur die niet goed of slecht is. Michel Onfray hamert daar op.

Het vierde hoofdstuk van deel 2, viel me wat tegen: het is een afrekening met Rudolf Steiner – van onder andere de Steinerscholen. Maar als Steiner dan toch je reinste onzin vertelde, waarom er dan een heel hoofdstuk aan wijden ? Omdat hij zoveel invloed heeft wellicht.

Aangrijpend is dan weer hoofdstuk 5 over hoe westerlingen de Afrikanen van hun kunst gingen beroven, van hun religieuze voorwerpen eigenlijk. Om die in eigen land tentoon te stellen zonder er “een fluit” van te begrijpen. Iemand die je in ‘Cosmos’ van zijn voetstuk ziet donderen, is de cineast Jean Rouch. De man die de “cinéma vérité” beweerde te beoefenen terwijl hij zijn aanpak tegenstrijdig genoeg ook als “ethno-fiction” omschreef. Onfray besluit over het bestelen van de Afrikanen door de Europeanen: “Ce que l’homme dit civilisé a fait à celui qu’il appelait barbare, a été barbarie.”

Bon, het is nu 20 na middernacht. Ofwel nu doorwerken met het risico morgenvroeg met hoofdpijn op te staan ? Ofwel nu slapen gaan en morgenvroeg vroeg op ? Ervaring leerde me kiezen voor het tweede.

3: Het dier als ‘alter ego dissemblable’

Even eerst dit nu: vanochtend dacht ik er aan hoe onze dagen van de week naar hemellichamen vernoemd zijn, meestal zonder dat we dat nog beseffen. Het begint al bij de maan-dag. Tussendoor heb je onder ander de donder-dag (in het Frans dan weer de dag van Jupiter: jeu-di) en finaal de zon-dag. In het Frans van Onfray herinner ik me ook dat mardi te maken heeft met mars, mercredi met Mercurius, maar wat was vendredi ook alweer ? Ach ja Venus. Hoe kon ik haar vergeten ? En samedi/zaterdag zou dan weer naar Saturnus refereren, op Jupiter na de grootste planeet in ons zonnestelsel. 

Bon, kunnen we dan nu naar de beestjes ? Het komt er op aan de goede afstand tegenover hen in te nemen, stelt Michel Onfray in zijn inleiding. Noch hen als objecten beschouwen,  noch hen humaniseren.

Jammer genoeg werd onze verhouding tot de dieren, verknoeid door 2 millennia christendom. Dat dat geen zegen voor de dieren geweest is, maakt Michel Onfray meer dan duidelijk.

Hij begint overigens met op te merken, dat de ‘imperfectie’, de onvolmaaktheid van ‘Gods’ belangrijkste schepsel, de mens, niet echt reclame vormt voor de Schepper zelf. Was en is die dan toch niet perfect ?

Het belangrijkste verwijt aan Gods christelijke volgelingen zal de lezers van De Groene Belg stilaan wel bekend zijn. Je treft het overigens ook aan in boeken van mensen van de Bevrijdingstheologie, zoals Luc Vankrunkelsven en Marcelo Barros. Het betreft het “ga en vermenigvuldig u, vul de aarde en onderwerp haar”. “De aarde onderwerpen, de dieren domineren, zich bedienen van de natuur: ziedaar het metafysisch programma van het christendom”, noteert Michel Onfray. Hij vermeldt er niet bij, zoals we eerder wel bij Marcelo Barros konden lezen, dat de miserie al bij de joden begon, die zich zo nodig afzetten moesten tegenover de hen omringende natuurgodsdiensten en daarom een god fantaseerden hoog verheven boven alles en iedereen.

Wist u overigens dat er niet één hemel bestaat maar wel zeven. Iets wat in de Nederlandse taal aanleiding gaf tot het gezegde ‘zich in de zevende hemel bevinden’. Michel Onfray neemt ons ergens in zijn lijvige boek – ik stel vast dat er van alles in mijn breintje is blijven hangen zonder dat ik het meteen in het boek terug vindt; achterin het boek is er nochtans een mooie Index van termen – mee op een trip langs al die hemelen. Hij stelt ook vast dat er een hiërarchie in de hemelen bestaat. Geslaagd is uw leven uiteraard pas echt, als je in de bovenste van de 7, je eeuwig leven door zult mogen brengen.

Overigens zijn er mensen die ook dan nog niet tevreden zijn. Zoals volgend echt verzonnen bericht ons leert over de aankomst in de hemel van Reagan, Gorbatsjov en Thatcher. (Ik hoorde het ooit ergens ik weet niet meer waar.) Toen God aan elk van de drie vroeg wat zij op aarde gedaan hadden waardoor ze dachten recht te hebben op een plaatsje naast zijn troon, kwam Maggie als laatste aan het woord: “In the first place, I’m not your sister. And in the second place: get out of my chair !” Voilà een vrouw die God op zijn plaats weet te zetten !

Terug naar Michel Onfray. Hij schetst ons hoe het christelijk denken over dieren en de natuur, niet alleen uit het Nieuwe Testament komt, maar ook van de andere ‘denkers’ die daar op door dachten. Descartes, Malebranche … Onfray kan uiteraard niet heen om Darwin: de man die ons hele zelfbeeld op zijn kop zette door te ontdekken dat we een gezamenlijke afstamming met de apen delen. Darwin moet met die ontdekking enorm geworsteld hebben. Toen hij ze bekend maakte, liep hij het risico de Kerk over zich heen te krijgen. Want wat hij vertelde, “pulveriseerde” de christelijke verhaaltjes.

Drie boeken van Darwin bespreekt Onfray. Niet alleen “On the origin of species” uit 1859. Maar ook “De afstamming van de mens” uit 1871 en “De uitdrukking van emoties bij mens en dier” uit 1872.

Onthouden we dat Darwin zag wat we eigenlijk allemaal zien kunnen: de enorme gelijkenis tussen dieren- en mensenlichamen. Hoe we eten, slapen, zien, ons voortplanten … En allebei, mens en dier, zoeken we het genot en vluchten we de pijn. Een hedonistisch basismechanisme waar Onfray zijn filosofie op bouwen wil. Een mechanisme dat eerder bestudeerd werd door Bentham én nog vroeger door een Franse dorpspriester, Jean Meslier (1664-1729). Meslier werkte 10 jaar aan het onthullen van alle tegenstrijdigheden, fouten, stommiteiten enzoverder in de Bijbel. In het geheim. Van zijn werk verspreidde hij slechts vier copijen. Toen hij overleed, zorgde de Kerk ervoor dat zijn lijk verdween.

Wat me doet denken aan de verhalen die Michel Onfray brengt over hoe het christendom massa’s heidense teksten en wijsdom deed verdwijnen. De nazi’s waren niet de eersten die boeken verbrandden.

Iemand met wie Michel Onfray het ook weer niet eens is, is de Australische filosoof Peter Singer, auteur van het boek “Animal liberation”. Singer gaat met zijn ‘antispecisme’ te ver. Hij wil mens en dier op gelijke hoogte stellen. Wat er bij hem en zijn volgelingen vaak op neerkomt dat ze de mens omlaag halen tot een dier. Zo redeneert Michel Onfray. Wat niet wegneemt dat Singer die afstamt van joden die voor de nazi’s op de vlucht moesten en wiens grootvader langs moederskant omkwam in Treblinka, een punt heeft als hij de ‘menselijke’ dierenslachthuizen, vergelijkt met een ‘voortdurende Treblinka’.

Het vijfde hoofdstuk van het derde deel is het minst interessante van heel het Cosmos-boek: een afrekening met de stiergevechten. Een ‘sport van de dood’ die door de islam verboden werd, maar in katholieke landen blijft voortduren. Diep geworteld in een cultuur van haat tegenover het leven. 

4. De Kosmos, een ethiek van het verfrommeld universum

Ook in zijn vierde deel blijft Onfray zich afzetten tegen het Christendom met zijn fantasieën, zijn hemel – ‘een anti-aarde’ - gevuld met creaturen die de echte hemellichamen uit ons bewustzijn verdrongen.

In zijn eerste hoofdstuk – ‘Permanence du soleil invaincu’ / ‘Sol invictus’ / ‘De onoverwonnen zon’ - beschrijft hij hoe jodendom en christendom de oude erediensten van de zon gerecycleerd hebben.

In hoofdstuk 2, ‘Het christendom, een zon-sjamanisme’, toont Michel Onfray zich geniaal in zijn uitleg over hoe het christendom een enorme lappendeken is van alle mogelijke voorafgaande religieuze verhalen met daar het verhaal van Christus overheen gedrapeerd: “Un immense patchwork des réligions orientales sectaires, des cultes mystiques venus de l’Est, des traditions paiennes, des spiritualités mésopotamiennes, des sectes juives, gnostiques, néoplatoniciennes, le tout forgé dans le creuset de la patristique pendant mille ans, puis sculpté par des siècles de scolastique, enfin imposé par le glaive de saint Paul et de ses sectateurs aux populations de la planète.”

Let op: dit citaat is correct overgetijpt. Onfray houdt van ongewone termen.

Hij doet dan uit de doeken hoe ook het christendom een zonnegodsdienst is. Met nu Christus als ‘het licht van de wereld’. En uiteraard is de Zon-Dag de hoogdag van de christelijke week. Merkwaardig ook hoe de hoogtepunten van Christus’ verzonnen bestaan toch wel toevallig blijken samen te vallen met de jaarlijkse tocht van de aarde langs de zon. Met centraal daarin de equinoxen (de dag- en nachteveningen) en de solstices (de twee ‘zonnewendes’).

Zonder het te weten “les chrétiens célèbrent un antique culte païen solaire” stelt Michel Onfray niet zonder leedvermaak vast. Een zonnecultus die door keizer Constantijn opgelegd werd omdat hij – plaatsvervanger van de zon op aarde – zijn volk kalm kon houden met een op het geluk in het hiernamaals gerichte slavenmoraal. Een slavenmoraal die de mens blind maakte voor de wereld.

Neen, Michel Onfray is niet bepaald ‘mals’ voor het christelijk (en joods en islamitisch) bedrog. Als je hem leest, zou je de drie bedriegerijen liefst stante pede voor eeuwig en altijd buiten de wet willen  stellen. Het onheil dat ze alle drie mens, dier, plant en planeet aandoen, is immens.

In “De constructie van de christelijke hemel” fulmineert Michel Onfray verder tegen de cultus van de dood, van de martelaren waar de drie “boekgodsdiensten” ons mee opzadelden. Merk op dat ook al de ‘oude joden’ hun zelfmoordmartelaren (tegen de Romeinse bezetters) hadden.

En dan die Christusfiguur ! Geboren uit een maagd die bevrucht werd door een duif. (De Heilige Geest verstaat de kunst van het zich vermommen.) Als  zoon van God heeft Christus de tovermacht om doden tot leven te wekken. Maar zelf laat hij zich doden aan het kruis. Om vervolgens uit de dood op te staan en stante pede naar de hemel op te stijgen. Een vervoersmethode – de levitatie – die in mythische verhalen wel meer voorkomt, merkt Onfray fijntjes op. Maar vooraleer gekruisigd te worden, moet Christus nog zijn kruisweg ondergaan. Om al levende te sterven.

Met zo’n verhaal maak je van de aarde een hel. Pathologieën bij de volgelingen verzekerd !

Doorheen de eeuwen had de kerk martelaren bij de vleet die stierven voor hun geloof. En er werd nog meer voor de christelijke god gestorven. Want wie het geloof afviel, zoals de rebelse dichter en filosoof Giordano Bruno, werd kerkelijk opgestookt. Bruno overkwam het op 17 februari 1600. Dichter bij huis, zouden tijdens de heksenvervolgingen talloze (oude, weerloze) vrouwen het zelfde lot ondergaan. Eén van hen was de in 1601 in Mechelen ter dood gebrachte Maria Everaerts ... https://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenlijst_Vlaams_Brabant_en_Antwerpen

Alleen de wetenschap kan ons van de waanzin van de godsdiensten bevrijden, stelt Michel Onfray. En dus houdt geen van de drie ‘monotheismen’ van die vervelende wetenschap.

“De steden hebben de hemel gedood.” “Les villes ont tué le ciel”. Zo opent Michel Onfray hoofdstuk 4 ‘L’oubli nihiliste du cosmos’. Om die woorden in me te laten doordringen, stapte ik vrijdagnamiddag nog eens een heuveltop op. Om er te duizelen onder het ‘uitspansel’ dat als je bovenaan staat, overal om je heen is, tot aan je voeten. (En wat merkte ik daar ? Op goed 10 meter: een in het zonnetje slapende vos.)

In de steden heb je die lucht, die daghemel niet meer. Zie je in de straten maar een streepje lucht, tussen de gebouwen door. Net zoals je in onze lichtvervuilde steden ook geen nachthemel meer hebt: niet meer genieten kan van het gefonkel van de sterren. En volgens Michel Onfray is het vergeten van de Kosmos één van de tekenen van ons hedendaags nihilisme.

Niet dat het vroeger allemaal beter was. Onfray gaat te rade bij de Franse cineast Georges Rouquier, maker van twee merkwaardige ‘boerenfilms’: ‘Farrebique’ (1946) en ‘Biquefarre’ (1983). Films die pijnlijk het harde en het verdwijnende boerenleven op pellicule vastlegden.

5. Het sublieme, de ervaring van de uitgestrektheid

Mooie titel is dat, maar eerlijk gezegd: het vijfde deel van Onfray’s ‘klepper’ hangt er volgens mij maar een beetje aan … Hij begint met te vertellen hoe in een arm gezin, zoals datgene waarin hij opgroeide, de kunst afwezig is. Dans une famille où l’argent pour manger fait défaut dès la moitié du mois, l’art n’existe pas.” “De kunst lag buiten de wereld van mijn ouders, en dus buiten de mijne.”

Maar Michel Onfray haalde later zijn schade in en daarvan getuigt zijn vijfde boekdeel waarin hij ons meeneemt op zijn verkenning van

  • de poëzie – met name die van de Japanse ‘haïku’-traditie,
  • en van het moderne theater met o.a. ene Orlan, die door veelvuldige operaties van haar eigen lijf een theatervoorstelling maken wil,
  • van de schilderkunst - ooit gehoord van Arcimboldo (1526-1593) ?, één van de eerste schilders die er in slaagde om nu eens niet het leven van Christus te schilderen,
  • en van de ‘land art’ met zijn artiesten die grote oppervlakten land kunstzinnig bewerken willen (van deze voor het grote publiek vrij onbekende kunstvorm, had ik in het boek graag wat afbeeldingen gekregen).

Eindigen doet Michel Onfray met de muziekkunst. Muziek oefent een magische invloed uit op ons lijf, stelt Onfray. Reden waarom ook hier weer de ééngodsideologieën met hun superman die al het andere uitsluit, er een afkeer van hebben. Dat de islam al van bij zijn stichter Mohammed nogal vijandig tegenover muziek staat, wist ik, maar hoe het christendom de muziek gekerkerd heeft, was me ontgaan. Van het nazisme is dan weer bekend dat zijn stichter, Hitler, een enorme bewondering voor Wagner had. Maar Onfray merkt op dat het nazisme muzikaal de wereld niets bijbracht. Hetzelfde harde oordeel velt hij over de Sovjetrevolutie, maar daar zou ik hem toch in willen tegenspreken, onder andere omdat ook onder het Sovjetregime, aloude vormen van Russische muziek zich verder ontwikkelden.

Over de gelijkenis tussen de popmuziek met zijn festivals – met als typevoorbeeld Woodstock – en de oude heidense muzikale rites die de aanwezigen in trance brachten, zijn we het weer wel eens.

Tijd om te besluiten. Conclusion, La sagesse, une éthique sans morale” titelt pagina 509.

Maar op pagina 508 kregen we dat besluit ook al min of meer: “Een lang leven of een kort leven, het doet er niet toe. We vertrekken van niets. We keren terug naar niets. Niets blijft er van ons over. Tussen twee ‘nietsen’, voeren geassocieerde atomen ons leven op. Ze dragen onze naam, een tijdje. De kosmos, hij ruist door, zonder ons. Zoals hij ruisde voor ons. Zoals hij zal ruisen na ons.”

En in die alomvattende Kosmos, komt het er voor ons op aan, om tijdelijk ons plekje te vinden“Que chacun trouve sa place dans la nature, puis dans le cosmos.”

Om ons daarbij te helpen eindigt Michel Onfray met een pagina lang krachtige raadgevingen op te lijsten. “Des maximes existentielles.” Ik citeer er enkele en laat de auteur daarmee ook het slotwoord van deze al met al nog summiere bespreking van zijn meesterwerk. Hopelijk helpen zijn zinnen ook u zin te geven aan het nieuwe jaar.

“Connaître les lois du vivant en nous.”

“Cesser, dans le monde, de vivre hors du monde.”

“Vivre selon les cycles païens du temps circulaire.”

“Découvrir le méchanisme de son horloge biologique.”

“Réactualiser le Tetrapharmakon épicurien: la mort n’est pas un mal, la souffrance est supportable, les dieux ne sont pas à craindre, le bonheur est possible.”

“Sic itur ad astra” / “Voilà comme on monte aux étoiles”.

Jan-Pieter Everaerts

Limbourg, zaterdag 31/12/2016

“Cosmos, une ontologie matérialiste”, Michel Onfray, Flammarion 2015, ISBN 978-2-0812-9063-5, 570 p.

Meer over Michel Onfray: https://fr.wikipedia.org/wiki/Michel_Onfray